ik-sterkte


Om tot leren te kunnen komen is zelfvertrouwen nodig. Stapjes durven maken. Ook als je niet weet hoe iets gaat. Durven nieuwsgierig zijn, durven fouten te maken.

 

Soms lukt dat niet.

 

Faalangst kan ontwikkelen wanneer het kind het gevoel of idee krijgt dat hij niet aan de verwachtingen voldoet. Ieder kind wil het graag goed doen.
Faalangst is enerzijds een proces in de gedachten van het kind (Ik kan het niet, dus ik probeer het ook niet) en anderzijds een biologisch proces. 

 

Om dit biologisch proces (in het lijf) te begrijpen moeten we weet hebben van hoe onze hersenen werken.
Onze hersenen bestaan uit een aantal delen:

  • de achterhersenen (hersenstam) of het zogenaamde reptielenbrein
  • de midden hersenen (kleine hersenen) of het zogenaamde zoogdierenbrein
  • de voor hersenen (grote hersenen) of het zogenaamde mensenbrein

Ons reptielenbrein gaat ‘aan’ wanneer het denkt dat het in gevaar is.
Heel vroeger, in het begin van onze menselijke ontwikkeling, was het belangrijk dat je veilig was. Hoorde je een geluid, voelde je een beweging, dan moest je meteen alert zijn om eventueel gevaar meteen het hoofd te kunnen bieden. 

 

Ons reptielenbrein was dus continu bezig om te scannen op gevaar. Daarvoor werd informatie van alle zintuigen gebruikt. Als er gevaar bleek werd er adrenaline aangemaakt om te kunnen vechten of vluchten.
Dit proces, een overlevingsproces, vindt regelmatig plaats bij kinderen met faalangst. 

Op het moment dat zij een beurt krijgen, een opdracht moeten uitvoeren of een toets maken treedt dit proces in werking.
Ze vertonen lichamelijke reacties zoals zweten, rood worden, snel ademhalen. Hun eerste reactie is: vechten, vluchten of bevriezen. 

 

Kinderen met leer-, concentratie-, en/of gedragsmoeilijkheden hebben vaak een te actief stress systeem.

Ons zoogdierenbrein zorgt voor een ander systeem wat van invloed is op faalangst. In ons zoogdierenbrein bevindt zich het emotionele systeem. Dit deel van het brein zorgt ervoor dat we emoties kunnen reguleren, we leren taken uit te voeren en situaties te hanteren. Emoties en denken wordt gekoppeld. Wanneer de emoties (bv. angst) en de reacties daarop van het lichaam los komen te staan van het denken, dan blokkeert het schoolse leren. Het brein kan geen kennis opnemen en verwerken. 

aandacht voor het positieve

Door spel en beweging maken we het brein rustig.
Tijdens de coaching is hier veel aandacht voor door middel van interventies uit de cognitieve gedragstherapie, bewust worden van de lichamelijke reacties, spel en beweging. 

Zelfvertrouwen begint bij een positief zelfbeeld. Tijdens de begeleiding wordt hier aandacht aan besteed door creatief en therapeutisch spelmateriaal. Er worden ik-versterkende oefeningen aangeboden, met de focus op wat het kind wél kan. 

signalen in de klas

 

  • vaak naar de wc gaan
  • rommelen in laatje
  • potlood laten vallen
  • ruzie maken 
  • hard praten
  • boos worden
  • buikpijn
  • niet naar school willen
  • niet beginnen aan een taak
  • dromerig naar buiten staren
  • uitspraken als “ik kan het niet” 
  • niet opletten tijdens de les